Je bent niet ingelogd. Antwoorden en resultaten worden slechts tijdelijk opgeslagen.
Als je kiest voor eindopdracht A, dan sluit je deze opdracht af met het maken van een toets.
Waar of niet waar?
I Zaden en wortels hebben zuurstof nodig om te kiemen. II De aanwezigheid van mineralen heeft invloed op de groei van een plant.
I en II zijn beide waar.
I is waar, II is niet waar.
I is niet waar, II is waar.
I en II zijn beide niet waar.
I Bij eggen wordt de grond sterk omgewoeld. II Ploegen is vooral bedoeld om de bodemlaag waarin de zaden moeten kiemen, luchtig te maken.
I Fungiciden zijn gewasbeschermingsmiddelen tegen schimmels. II Insecticiden zijn gewasbeschermingsmiddelen tegen ziekmakende bacteriën.
I De enige manier om gewassen te beschermen tegen plaagdieren is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen. II Chemische gewasbeschermingsmiddelen kunnen een nadelige invloed hebben op de omgeving waarin het wordt gebruikt.
I Kruisen en selecteren zijn voorbeelden van klassieke biotechnologie. II De klassieke biotechnologie wordt ook wel veredeling genoemd.
I Als een plant een bepaalde ziekte niet meer kan krijgen is de plant resistent voor die ziekte. II Door de moderne biotechnologie neemt het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toe.
I Het inbouwen van het gewenste DNA bij een plant is een vorm van moderne biotechnologie. II Het DNA van maïsplanten die ontstaan zijn door het gebruik van genetische modificatie lijken sterk op elkaar.
Geef hieronder aan welke onderdelen bij het afdrukken of exporteren meegenomen dienen te worden.