Bekijk de tabel. De tabel gaat over het lenen van geld. In de eerste kolom staan de bedragen die je kunt lenen. Daarnaast zie je dat je kunt kiezen uit drie verschillende looptijden. Bij iedere looptijd hoort een ander bedrag dat je per maand moet betalen.
Maak de twee opdrachten. Gebruik bij beide opdrachten de leentabel.
Tanja en Roel Bos willen € 5000,- lenen.
Ze kiezen voor een looptijd van 48 maanden.
aHoeveel moeten ze maandelijks betalen voor de lening? €
bHoeveel betalen ze dan in het totaal voor de lening? €
cHoe groot is het rentebedrag dat ze in het totaal betalen €
Patricia Germer wil een lening afsluiten. Ze heeft uitgerekend dat ze per maand maximaal € 250,- kan betalen.
a Hoeveel kan zij lenen als ze kiest voor een looptijd van 2 jaar?
b En hoeveel als zij kiest voor een looptijd van 4 jaar?
c Leg uit waarom Patricia meer kan lenen als ze er langer over doet om het bedrag terug te betalen.
Hoeveel je kunt lenen, hangt onder andere af van je inkomen en je soort baan.
Heb je een hoog inkomen en een vaste baan, dan kun je meer lenen dan met een laag inkomen en een tijdelijke baan.
Maak de volgende oefening.
Mevrouw Kramer heeft een vaste baan met een maandinkomen van € 3000,-. Zij wil een lening van € 12.000,- afsluiten om haar badkamer te laten verbouwen.
Meneer Staal leeft sinds zijn scheiding van een bijstandsuitkering. Hij gaat naar de bank voor een lening van € 12.000,- voor een nieuwe auto.
Waarom loopt de bank bij het verstrekken van de lening aan mevrouw Kramer minder risico dan bij het verstrekken van de lening aan meneer Staal?
Geef hieronder aan welke onderdelen bij het afdrukken of exporteren meegenomen dienen te worden.