Niet ingelogd
Leuk dat je aan de slag gaat. Je kunt hier gewoon oefenen. Dat mag iedereen.
Maar je bent niet ingelogd, dus je gegevens worden niet opgeslagen.
Doet je school mee, dan kun je hier inloggen.
Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit zeven vragen.
Probeer ze allemaal goed te beantwoorden.
Klik op de knop om te beginnen:
1
Waar of niet waar?
I Zaden en wortels hebben zuurstof nodig om te kiemen.
II De aanwezigheid van mineralen heeft invloed op de groei van een plant.
2
Waar of niet waar?
I Bij eggen wordt de grond sterk omgewoeld.
II Ploegen is vooral bedoeld om de bodemlaag waarin de zaden moeten kiemen luchtig te maken.
3
Waar of niet waar?
I Fungiciden zijn gewasbeschermingsmiddelen tegen schimmels.
II Insecticiden zijn gewasbeschermingsmiddelen tegen ziekmakende bacteriën.
4
Waar of niet waar?
I De enige manier om gewassen te beschermen tegen plaagdieren is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
II Chemische gewasbeschermingsmiddelen kunnen een nadelige invloed hebben op de omgeving waarin het wordt gebruikt.
5
Waar of niet waar?
I Kruisen en selecteren zijn voorbeelden van klassieke biotechnologie.
II De klassieke biotechnologie wordt ook wel veredeling genoemd.
6
Waar of niet waar?
I Als een plant een bepaalde ziekte niet meer kan krijgen is de plant resistent voor die ziekte.
II Door de moderne biotechnoligie neemt het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toe.
7
Waar of niet waar?
I Het inbouwen van het gewenste DNA bij een plant is een vorm van moderne biotechnologie.
II Het DNA van maïsplanten die ontstaan zijn door het gebruik van genetische modificatie lijken sterk op elkaar..
Succes!