Tijdens de aardrijkskundeles doen twee leerlingen een uitspraak over rivieren.
Uitspraak 1: wanneer je vanaf de monding de Rijn stroomopwaarts volgt, passeer je eerst Zwitserland, dan Duitsland en uiteindelijk Nederland.
Uitspraak 2: waterscheidingen liggen meestal in gebieden met reliëf.
Wat is juist?