{Score}/{MaxScore}

Vraag 1

Verkeersintensiteit waterwegen 

 

Drie leerlingen doen ieder een uitspraak over de kaart.
Geef van elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.

“Over het Amsterdam-Rijnkanaal werd in 2007 tussen de 25 en 50 miljoen ton vervoerd.” .

“Vanuit Rotterdam wordt per binnenvaartschip meer over de Waal naar Duitsland vervoerd dan over de Maas naar Frankrijk.” .

“Binnenvaartschepen hoeven vanuit Rotterdam niet via de Noordzee om naar de haven van Antwerpen te varen.” .

Vraag 2

Debietverloop van Rijn en Maas 

In het stroomgebied van de Maas valt in de zomer evenveel neerslag als in de andere seizoenen. Toch heeft de Maas in de zomer een lager debiet dan in de winter.
Noem de twee oorzaken van het lage debiet van de Maas in de zomer.

Vraag 3

Klimaatverandering levert vooral voor de laaggelegen gebieden grote problemen op.
Oorzaken hiervan zijn in willekeurige volgorde:
  1. een toenemend gevaar van overstromingen in de stroomgebieden
  2. afsmelten van landijs en gletsjers 
  3. opwarming van de aarde 
  4. uitstoot CO2 neemt toe
  5. meer gletsjerwater en zware regenbuien veroorzaken hoge piekafvoer

Neem de cijfers 1, 2, 3, 4 en 5 van de oorzaken in de juiste volgorde over.

Vraag 4

Een nieuwe boerderij op een kunstmatige woonheuvel in de uiterwaarden 

In de uiterwaarden worden soms nieuwe boerderijen of huizen gebouwd op kunstmatige woonheuvels (zie de foto).
Geef een reden waarom dit niet past in het beleid van meer ruimte scheppen voor rivieren.

Vraag 5

Het duingebied langs de Noordzeekust wordt ernstig bedreigd door verzilting.

Noem eerst de menselijke oorzaak van deze verzilting.
Beschrijf daarna op welke wijze dit leidt tot verzilting.

Vraag 6

Het Nederlandse rivierenlandschap is onder andere opgebouwd uit oeverwallen en komgronden, die elk hun eigen kenmerken hebben.
 komgrondoeverwal
Abestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland, is hoger gelegen en ligt niet direct naast de rivierbestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en ligt dicht bij de rivier
Bbestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland, is lager gelegen en ligt direct langs de rivierbestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en ligt verder weg van de rivier
Cbestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en ligt direct langs de rivierbestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland, is hoger gelegen en ligt verder weg van de rivier
Dbestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en ligt niet direcht langs de rivierbestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland en voor bewoning, is hoger gelegen en ligt dicht bij de rivier

Achter welke letter staan de juiste kenmerken bij komgrond en oeverwal?
 

v1.12.0.0 Copyright © 2025 VO-next