{Score}/{MaxScore}

Dit is een keuzepagina


Je bepaalt zelf, of in overleg met je docent, of je de oefeningen op deze pagina wel of niet maakt. Als je keuzepagina overslaat, wordt de score niet meegenomen in de voortgang. Dit is ook zichtbaar voor je docent. Ga je deze keuzepagina maken?

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Grenzen

Grenzen kun je onderverdelen in natuurlijke grenzen en kunstmatige grenzen.
Hieronder vier voorbeelden van grenzen. Geef aan of het om een kunstmatige of om een natuurlijke grens gaat.

A.

In België spreken de Vlamingen Nederlands en de Walen Frans.

/
B.

In het noorden van Nederland is het grootste deel van de bevolking protestant. In het zuiden katholiek.

/
C.

Het noorden van Nederland wordt gescheiden van het zuiden door de grote rivieren (Nederrijn, Lek, Waal, Merwede en Maas).

/
D.

Tussen Spanje en Frankrijk lopen de Pyreneeën.

/

Sociale samenhang

Maak de volgende zin af:

‘Met sociale samenhang in de wijk’ wordt bedoeld dat…

Persoonlijke identiteit

Welke eigenschappen hebben invloed op je persoonlijke identiteit?

Noem minstens drie eigenschappen of kenmerken, die jou onderscheiden van anderen.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan hobby, uiterlijk, voorkeur, etc.

Groepsidentiteit

Dit plaatje gaat over groepsidentiteit. Jijzelf staat in het midden.

Denk aan een groep waar je bij hoort, bijvoorbeeld de voetbalclub.

Waar staan dan IK, WIJ en HET voor?
Kies het/de juiste antwoord(en).

Integratie

Rondom het migratievraagstuk zijn drie standpunten:

  1. Assimileren
  2. Wederzijdse aanpassing
  3. Behoud van eigen identiteit

Hieronder zie je zes punten. Welk punt hoort bij welk standpunt? Vul de letters van de punten in.

  1. Ruim toelatingsbeleid
  2. Aanpassing door mensen zonder of met migratieachtergrond
  3. Recht op leven volgens eigen cultuur
  4. Beperkt toelatingsbeleid
  5. Aanpassen aan de Nederlandse samenleving
  6. Onderling respect

1: en

2: en

3: en

Inburgeringsplicht

Nieuwe Nederlanders hebben een inburgeringsplicht. Dat betekent dat ze onder bepaalde omstandigheden een inburgeringsexamen af moeten leggen voor ze zich hier mogen vestigen.

Welke van onderstaande personen hoeft geen inburgeringsexamen te doen?

Regels

Er bestaan geschreven en ongeschreven regels. Sommige dingen staan in het wetboek, andere dingen doe je uit beleefdheid wel of niet.

Geef aan of in onderstaande situaties sprake is van een geschreven of ongeschreven regel.

1.

Je loopt op straat en je neemt de laatste slok uit je blikje cola. Nu het op is, gooi je je blikje in de bosjes.

/
2.

Het is oudejaarsavond. Samen met vrienden loop je door de stad. Als je een groepje ouderen ziet, gooi je een rotje naar hen.

/
3.

De buschauffeur heeft zijn passagiers uit laten stappen en wil wegrijden, maar jij hebt haast en geen zin om hem voor te laten gaan.

/
4.

Je zit in de trein en het is druk. Alle plaatsen zijn bezet. Er komt een oudere man binnen met een wandelstok.

/
5.

Jij scheldt iemand van een ander geloof of huidskleur uit.

/
6.

Je gaat naar een picknick in het park. Onderweg neem je alvast een biertje op de fiets.

/
7.

De politie stelt je vragen over een ruzie in het café. Je vertelt ze hoe het is gegaan, maar sommige dingen houd je voor jezelf.

/
8.

Een auto snijdt je de weg af terwijl je naar huis fietst. Je bent boos en wijst naar je voorhoofd.

/
9.

Koning Willem Alexander is op bezoek in jouw stad. Je vindt al die poespas maar onzin en schreeuwt tijdens zijn toespraak dat je hem een eikel vindt.

/
10.

Je zusje van vier jaar speelt om 23.00 uur nog in de speeltuin.

/

Urbanisatie

Wat heeft urbanisatie te maken met het sluiten van sociale voorzieningen in dorpen?

Verdeling in de samenleving

Welke woorden moeten er op de lege plekken staan?

Bij worden groepen mensen ingedeeld op hun levensbeschouwelijke en achtergrond. Hierbij gaan mensen naar speciaal voor hen opgerichte scholen, ziekenhuizen, kerken en lezen hun eigen . . Ook hun behoort tot dezelfde groep mensen.

Ontstaan van een geloof

Het ontstaan van een nieuw geloof begint met een klein groepje mensen.
Zij staan aan de basis van het geloof.
De verspreiding van dit geloof gebeurt op twee manieren:

  1. De kleine groep gelovigen vertelt anderen over hun geloof.
  2. De gelovigen verhuizen naar andere gebieden om daar hun geloof te verspreiden.

Welke twee termen horen hierbij?

Vogelaarwijk

In 2007 wees minister Vogelaar een aantal woonwijken aan die ze ‘Vogelaarwijken’ noemde.
Het waren wijken met veel criminaliteit en mensen voelden zich er niet veilig.

Om het positief te houden gebruikte de minister twee andere termen voor deze wijken.
Welke termen waren dat?

Migratiemotieven

Hoewel de laatste jaren veel nieuwe immigranten naar Nederland kwamen omdat ze vluchtten uit oorlogsgebieden, is dat door de jaren heen niet de voornaamste reden.

Koppel de goede reden aan het juiste nummer van de staaf in de grafiek.

  1. Studie -
  2. Gezinshereniging/-vorming -
  3. Overig -
  4. Asiel -
  5. Arbeid -

Cultuurgebieden

Een cultuurgebied is een gebied waarin de bewoners dezelfde dominante cultuur met elkaar delen.
Met de kenmerken van die dominante culturen kun je de wereld in acht verschillende cultuurgebieden indelen.

Waar of niet waar?

  1. Nederland en Australië behoren tot hetzelfde cultuurgebied.
  2. Alle ontwikkelingslanden behoren tot hetzelfde cultuurgebied.

v1.12.0.0 Copyright © 2025 VO-next