Gebruik de gegevens in de twee cirkeldiagrammen.
1
Hoeveel procent van zijn inkomen geeft een Nederlander uit aan producten die in het buitenland zijn gemaakt?
2
Hoeveel procent van zijn inkomen geeft een Amerikaan uit aan producten die in het buitenland zijn gemaakt?
3
Kun je een reden bedenken voor dit verschil tussen Nederland en Amerika?
4
Is de Amerikaanse economie een open of een gesloten economie? Leg je antwoord uit.
Vergelijk je antwoord met het voorbeeldantwoord en geef jezelf een score.