Hieronder staan leefomstandigheden omschreven.
Bespreek deze situatie met een klasgenoot.
Geef van de situatie aan of dit effect heeft op de armoedegrens in dat land.
1
Juan woont in een land waar het het hele jaar warm is.
In de winter wordt het niet kouder dan 16°C.
2
Sita heeft achter haar huis een moestuin.
In de moestuin lopen ook enkele kippen rond.
3
In de supermarkt waar Kennifer zijn boodschappen doet, betaal je nog geen € 0,50 voor een brood.
Dat is wel wat anders dan de €1,50 die je in Nederland toch al snel voor een brood betaalt.