{Score}/{MaxScore}

Elke stof is anders
Er zijn miljoenen stoffen bekend en er is geen mens die ze allemaal kent. Er zijn zoveel stoffen omdat je van verschillende stoffen weer allerlei combinaties kunt maken. Stoffen zijn net organismen: alle stoffen hebben specifieke eigenschappen: stofeigenschappen. Je kunt een stof herkennen aan zijn kenmerken. In dit blok leer je meer over kenmerken van stofeigenschappen.

Startopdracht A Welke stoffen herken jij?
In tweetallen.

  • Je krijgt een aantal reageerbuisjes en schaaltjes. De buisjes en schaaltjes bevatten verschillende stoffen.
    Je mag al je zintuigen gebruiken: je mag proeven, ruiken, aanraken en kijken.
  • Weet jij welke stoffen dit zijn?
  • Maak samen een tabel en schrijf de namen van de stoffen op.
  • Vergelijk jullie antwoorden met je klasgenoten.

Startopdracht B Veiligheid

  • In startopdracht A mocht je alle zintuigen gebruiken om de stoffen te herkennen. Dit is niet verstandig bij practica waar je met chemische stoffen werkt. Leg dit uit.
  • Bij het doen van practica gelden regels: veiligheidsregels. Lees de veiligheidsregels goed door. Je kunt de veiligheidsregels altijd weer even doornemen als je een practicum gaat doen.
Practica  Veiligheidsregels
Bij het doen van practica geldeden veiligheidsregels.

Lees de veiligheidsregels altijd weer door als je en practicum gaat doen.


  1. ALTIJD een (witte) laboratoriumjas gebruiken ter bescherming van je kleren.
  2. ALTIJD je tas onder je practicumtafel zetten, zodat niemand er over kan struikelen.
  3. ALTIJD rustig werken. Bij onrust in het lokaal is er een grotere kans op ongelukken.
  4. ALTIJD de voorschriften van een proef geheel doorlezen èn begrijpen voordat je begint.
  5. ALTIJD weinig stof (chemicaliën, reagentia) gebruiken, anders kan de proef eerder mislukken.
    Bij vaste stoffen: een spatelpuntje; bij vloeistoffen: maximaal 1/4 deel van de reageerbuis.
  6. ALTIJD bij het schenken uit een fles:
    1. de stof van de fles omgekeerd op tafel leggen (anders komen chemicaliën op tafel);
    2. het etiket van de fles naar boven keren (anders kan het beschadigd worden);
    3. de laatste druppel aan de rand van de reageerbuis aftikken;
    4. de stop of dop direct weer op de fles doen (anders kunnen de stoppen verwisseld worden).
  7. ALTIJD alle gebruikte materialen en chemicaliën op de juiste plaats terugzetten.
  8. NOOIT een teveel van een stof terug doen in de voorraadfles (kans op verontreiniging).
  9. NOOIT stoffen in een reageerbuis mengen door te schudden met de duim op de buis, maar door omzwenken (kwispelen) of door overgieten in een andere schone reageerbuis.
  10. NOOIT bij het ruiken je neus direct vlak boven een bekerglas of reageerbuis houden. Wuif de geur met je hand naar je neus toe.
  11. NOOIT chemicaliën proeven.
  12. ALTIJD als er chemicaliën in je oog komen direct de oogdouche gebruiken en langdurig spoelen.
  13. ALTIJD als er chemicaliën op je huid komen direct afspoelen met water.
  14. ALTIJD na afloop van het practicum je handen wassen met zeep.
  • Bekijk het filmpje van LvoorL en noteer wat er goed gaat en wat er NIET goed gaat.
  • Noteer van de dingen die niet goed gingen, hoe dit wel moet.
    Bespreek je antwoorden in de klas.

v1.12.0.0 Copyright © 2025 VO-next