Project C: Speaking
Advantages and Disadvantages of mobile phones
In 'having a mobile phone' you have read a text about advantages and disadvantages of mobile phones. Think about this statement about mobile phones. In 'having a mobile phone' heb je een tekst gelezen over de voor- en nadelen van mobiele telefoons. Denk na over deze stelling over mobiele telefoons.
Met een klasgenoot ga je een discussie voeren over vier van de volgende
advantages and disadvantages(voor- en nadelen) of mobile phones.
- Je kiest een van de acht voor- of nadelen uit de tabel hieronder en je vertelt wat jij hiervan vindt (in het Engels!)
Bijvoorbeeld: I think a mobile phone should be allowed in classrooms. It is also a learning tool, not an interrupting gadget. This is my opinion because.....
- Na het luisteren naar jouw mening, geeft jouw klasgenoot zijn/haar mening over dit onderwerp; eens of oneens.
- Nu kiest je klasgenoot een van de acht voor- of nadelen. Hij/zij vertelt hoe zij hierover denkt. Jij geeft daarna jouw mening.
- Dit herhaal je tot je in het totaal over vier stellingen hebt gesproken.
Use of mobile phone
|
Advantages
|
Disadvantages
|
In school
|
1. education tool
|
2. interrupting gadget
|
Sleeping
|
3. alarm and reminder; helps to wake you up
|
4. sleeping problems
|
Connecting
|
5. connect to the world
|
6. isolation
|
Use in spare time
|
7. entertainment
|
8. distraction - addiction
|
Evaluation
Hoe vond jij deze opdracht gaan?
Geef bij elk onderdeel aan hoe jij vond dat het ging.
|
Goed |
Voldoende |
Onvoldoende |
De juiste woorden kennen en gebruiken
|
Ik kan alle eenvoudige woorden gebruiken om me voor te stellen en de informatie te vragen.
|
Ik kan de meest noodzakelijke woorden gebruiken om me voor te stellen en de informatie te vragen.
|
Ik kan de meest eenvoudige woorden nog niet gebruiken om me voor te stellen en de informatie te vragen.
|
Grammatica – zinnen maken
|
Ik kan alle geleerde grammatica gebruiken in eenvoudige zinnetjes.
|
Ik kan de meeste, maar nog niet alle grammatica gebruiken in eenvoudige zinnetjes.
|
Ik kan de geleerde zinnen niet formuleren, maar gebruik losse woorden zonder zinsverband.
|
Duidelijk - vloeiend spreken
|
Ik praat bijna zonder aarzelingen vlot door.
|
Ik praat redelijk vlot door, met af en toe een aarzeling.
|
Ik praat met te veel pauzes en aarzelingen en zonder intonatie.
|
Uitspraak
|
De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt met wat moeite verstaanbaar voor mijn klasgenoot.
|
De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt redelijk verstaanbaar voor mijn klasgenoot.
|
De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt niet verstaanbaar genoeg voor mijn klasgenoot.
|
Overbrengen van de boodschap
|
Ik kan anderen zonder veel moeite duidelijk maken wat ik bedoel en wat ik wil.
|
Ik kan anderen met wat moeite duidelijk maken wat ik bedoel.
|
Ik kan anderen niet duidelijk maken wat ik bedoel.
|