Het verhaal van de ‘sterke’ vinken. Sleep de woorden naar de juiste plek:
De vinken leven eerst op het vasteland en eten daar zaden. Later komen ze ook op de verschillende Galápagoseilanden terecht.
Op de eilanden is eten voor alle vinken en hun aantal neemt toe.
Dit gebeurt totdat er op een van de eilanden onvoldoende
zijn om alle vinken te voeden (=
).
Ze proberen allemaal het schaarse voedsel te bemachtigen (=
).
Wat gebeurt er dan?
Sommige vinken hebben een iets andere snavel (=
) en kunnen daarom op een andere manier het tekort aan zaden overleven.
Ze zijn in staat om iets anders te eten dat makkelijker te vinden is.
Dat kunnen wormen, insecten of blaadjes zijn; het is maar net wat er op het eiland waar ze zitten voorhanden is.
En hoe meer hun snavel (en darmkanaal) geschikt is om het andere voedsel te eten, hoe groter de kans is, dat ze blijven leven (=
overleeft).
Vinken die toevallig de eigenschap ‘geschikte snavel voor het oppeuzelen van wormen’ hebben, krijgen vaak jongen die ook zo’n goeie wormensnavel hebben, omdat de eigenschap
is.
Zo geven de ouders deze eigenschap door aan hun kinderen.
Na enkele generaties kan er door
en nog betere wormensnavel bij sommige jongen ontstaan.
Zo verandert de snavel van een vink in de loop van de tijd en gaat steeds beter bij de omstandigheden passen.
Dat gaat niet snel trouwens, daar gaan heel veel jaren overheen.