Je eigen stamboom
Er zijn enkele erfelijke eigenschappen bij mensen, die gemakkelijk te onderzoeken zijn. Dit zijn het kunnen tongrollen (of juist niet) en de manier waarop de oorlel aan het hoofd zit: Zit hij vast zoals bij de linkerafbeelding of is hij los zoals bij de rechter afbeelding?
In deze eindopdracht ga je uitzoeken hoe dit in je familie zit.
Je mag kiezen of je het over tongrollen of over oorlellen doet.
Overleg met degene met wie je samenwerkt: wie doet welke eigenschap.
Aan de slag
In het werkdocument (downloaden bij: vooraf werkwijze benodigdheden) staat een stamboom afgebeeld, waarbij nog niets is ingevuld.
Je gebruikt deze stamboom als klad en werkt de echte stamboom uit op een vel A3 papier voor de tentoonstelling. Vul in de stamboom alle namen van familieleden in die je kent. Mogelijk blijven er in de stamboom lege plekken over: familieleden die er helemaal niet zijn.
Zet daar een kruis door als je op papier werkt of haal het weg, als je digitaal werkt. Omgekeerd: vul aan als ergens te weinig familieleden staan aangegeven. Als je van sommige familieleden de naam niet kent, kun je die thuis aan je ouders vragen. Vul voor jezelf alvast je fenotype in of maak er een foto van en plak die in de afbeelding.
Maak daarna een mailtje om te versturen aan familieleden, waarin je vraagt om een foto te sturen, waarop te zien is of ze kunnen tongrollen of niet, of hoe hun oorlel er uitziet.
Ze mogen natuurlijk ook gewoon antwoord geven op de vraag of ze dit kunnen in plaats van een foto sturen. Je hoeft niet alle familieleden per mail te benaderen. Je kunt ze ook persoonlijk vragen of bijvoorbeeld bellen.
Uitwerking
Zet als je alle gegevens hebt, de fenotypen en ontbrekende namen in de stamboom. Probeer dan uit je eigen stamboom op te maken wat dominant is: Wel kunnen tongrollen of juist niet. Oorlellen vast aan het hoofd of juist oorlellen los. Kom je er niet uit? Dan mag je dit via internet proberen te achterhalen of klasgenoten om hulp vragen.
Zet vervolgens op zoveel mogelijk plaatsen in de stamboom het juiste genotype: Bij de individuen met de recessieve eigenschap 2 kleine letters.
In elk geval 1 hoofdletter voor de dominante eigenschap.
Als tweede letter een hoofdletter als zeker is dat de persoon homozygoot dominant is en een kleine letter als zeker is dat hij/zij heterozygoot is.
Is het niet zeker, gebruik dan a. ls tweede letter een vraagteken.
Laat, als je klaar bent je stamboom controleren op juistheid door degene met wie je samenwerkt. Werk hem erna netjes in het groot uit op A-3 formaat voor de tentoonstelling.