{Score}/{MaxScore}

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kun je:

  • omschrijven hoe een zaadcel bij een eicel kan komen en waar de bevruchting plaats kan vinden.
  • de zwangerschap beschrijven. Je gebruikt daarbij de volgende woorden: placenta, navelstreng, vruchtwater, embryo en foetus.
  • de bevalling beschrijven. Je kunt daarbij de begrippen ontsluiting, uitdrijving en nageboorte gebruiken.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met prenatale diagnostiek.
  • omschrijven hoe een tweeling kan ontstaan en wat het verschil is tussen een ééneiige tweeling en een twee-eiige tweeling.
v1.12.0.0 Copyright © 2025 VO-next