Stap 1: Kennisbank

Welke twee eigenschappen hebben bacteriën die andere organismen niet hebben?

Ze hebben één chromosoom en zijn allemaal ziekteverwekkend.

Ze hebben één chromosoom en zijn zeer klein.

Ze doen aan celdeling en zijn zeer klein.

Ze breken stoffen in de natuur af en zijn ziekteverwekkend.

Ze zijn heel klein en ziekteverwekkend.

Waar of niet waar?

I Bacteriën zijn altijd schadelijk.
II Na een uur kan één bacterie uitgegroeid zijn tot een kolonie van een miljoen bacteriën.

I en II zijn beide waar.

I is waar, II is niet waar.

I is niet waar, II is waar.

I en II zijn beide niet waar.

Waar of niet waar?

I Virussen zijn een soort bacteriën.
II Bacteriën planten zich voort door celdeling.

I en II zijn beide waar.

I is waar, II is niet waar.

I is niet waar, II is waar.

I en II zijn beide niet waar.

Waar of niet waar?

I Bacteriën zijn reducenten.
II Bacteriën zijn hetzelfde als bacillen.

I en II zijn beide waar.

I is waar, II is niet waar.

I is niet waar, II is waar.

I en II zijn beide niet waar.

Waar of niet waar?

I In een slok zeewater kunnen wel duizend verschillende bacteriesoorten voorkomen.
II Een sprillium is een ronde bacterie.

I en II zijn beide waar.

I is waar, II is niet waar.

I is niet waar, II is waar.

I en II zijn beide niet waar.

Waar of niet waar?

I Bacteriën kunnen als sporen hoge temperaturen overleven.
II In de dikke darm leven bacteriën die helpen bij de vertering.

I en II zijn beide waar.

I is waar, II is niet waar.

I is niet waar, II is waar.

I en II zijn beide niet waar.

Waar of niet waar?

I Bacteriecellen hebben geen kern. Bacteriecellen bevatten dus geen erfelijk materiaal.
II Virussen kunnen zich alleen voortplanten in een gastheer.

I en II zijn beide waar.

I is waar, II is niet waar.

I is niet waar, II is waar.

I en II zijn beide niet waar.

Waar of niet waar?

Botulisme kan een mens doden.

waar

niet waar