Project A: Asking questions
Vragen stellen aan je leeftijdsgenoten.
Situatie
Je bent op een camping en je ontmoet een Engelse jongen/meisje.
Hun tent staat tegenover die van jullie.
Je ziet ook andere mensen in de tent
van je nieuwe vriend(in). Wie zijn het? Zijn het familieleden?
Is het hele gezin op deze camping? Zijn sommige gezinsleden nog thuis?
Aan de slag
Je gaat een gesprek over bovenstaande situatie voorbereiden met een klasgenoot.
- Ga met een klasgenoot vier vragen bedenken.
- Jij vertaalt nu twee vragen in het Engels en je klasgenoot ook.
- Bedenk nu samen ook de antwoorden op deze vier vragen.
- Schrijf de vragen en antwoorden op.
- Je gaat nu het gesprek voeren. Jij stelt de vragen en je klasgenoot geeft antwoord.
- Draai nu de rollen om.
Tip: Vraag twee klasgenoten om commentaar te geven op jullie gesprek.
Beoordeling van de taak
Je hebt het goed gedaan als je:
- er aan gedacht hebt te groeten;
- de juiste woorden gebruikt hebt;
- de goede vragen kon stellen;
- niet veel op je blaadje hoefde te kijken;
- duidelijk hebt gesproken;
- goed te begrijpen was voor je klasgenoten;
- je fouten verbeterd hebt met de hulp van een andere leerling.