{Score}/{MaxScore}

Thema's en opdrachten leerjaar 2

StudioEconomie voor vmbo2 bestaat uit 34 opdrachten verdeeld over 8 concepten.
Op deze pagina vind je een overzicht van alle opdrachten.

Voor de 34 opdrachten is de benodigde tijd in totaal zo'n 60 uur.
Uitgaande van 2 lesuren per week bevat StudioEconomie leermateriaal voor 30 à 32 weken weken.

Economie vmbo-2
Kern Subkern Opdrachten Tijd
Schaarste Keuzes maken Geld en economie 2 uur
    Inkomstenbronnen 1 uur
    Inkomensverschillen 2 uur
  Consumeren Uitgaven 1 uur
    Budget en begroting 2 uur
Ruil Produceren Produceren en productiefactoren 2 uur
    Van grondstof tot eindproduct 1 uur
  Geld  Geld als smeermiddel 1,5 uur
    Banken 1 uur
Markt Vraag en aanbod  Vraag en aanbod 1,5 uur
    Van bedrijfskosten tot winst 1,5 uur
    Marketingmix 2,5 uur
  Consumentengedrag  Koopgedrag 1,5 uur
Ruilen over tijd Sparen of lenen? Lenen 2 uur
    Hypotheekvormen 1,5 uur
    Kopen of huren? 2 uur
   Gezinnen Levensloop 1 uur
Samenwerken en onderhandelen De overheid Overheid en economie 1,5 uur
    Overheid als producent 2 uur
  Samenwerken Arbeidsovereenkomst 2 uur
Risico en informatie Risico en verzekeren Verzekeringsovereenkomst 2 uur
    Soorten verzekeringen 2 uur
  Ondernemingsvormen en beleggen Ondernemingsvormen 2 uur
Welvaart en groei Ontwikkelingsgebieden Kenmerken ontwikkelingslanden 2 uur
    Ontwikkelingswegen 2 uur
  Belastingen  Overheid: Inkomsten en uitgaven 2 uur
  Groei Economische groei 2 uur
  Europa  Europese Unie 2 uur
Goede tijden, slechte tijden Werk Arbeidsmarkt 1 uur
    Werkgelegenheid 1,5 uur
    Vormen van werkloosheid 2 uur
    Bestrijding werkloosheid 2 uur
  Tegen of met elkaar Handel met het buitenland 2 uur
    Tegen of met elkaar? 2 uur
  Wisselkoers  Euro en andere valuta 2 uur
Leerdoelen
In de schema's hieronder vind je een overzicht van de leerdoelen per kern (concept). Bij iedere kern is één leerdoel geformuleerd. Ieder leerdoel bestaat uit één of meer subkernen en bij iedere subkern horen tussendoelen. De auteurs hebben de tussendoelen vertaald naar leerlingdoelen.

 

Kern  Schaarste
Kern: Schaarste
Leerdoel: Je kunt uitleggen dat beperkte middelen dwingen tot het maken van keuzes.
 

Subkern: Keuzes maken

Tussendoel: Je begrijpt dat economie gaat over het maken van keuzes en je kan met voorbeelden toelichten dat je niet alles kunt kopen met een beperkt inkomen.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt een definitie van geld geven en je kunt (met behulp van voorbeelden) uitleggen dat bij veel economische onderwerpen geld een belangrijke rol speelt.
  • Je kunt minimaal twee verschillende inkomstenbronnen noemen.
  • Je kunt de begrippen behoeften en middelen omschrijven.
  • Je kunt (met behulp van een voorbeeld) uitleggen waarom je niet alles kunt kopen met een beperkt inkomen en waarom je dus keuzes moet maken.
 

Subkern: Consumeren

Tussendoel: Je kunt een huishoudboekje opstellen en dit sluitend maken.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt een omschrijving geven van het begrip consumeren.
  • Je kunt (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat het verschil is tussen goederen en diensten.
  • Je kunt (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat het verschil is tussen dagelijkse uitgaven, vaste uitgaven en incidentele uitgaven.
  • Je kunt bedragen per week omrekenen naar bedragen per jaar en je kunt bedragen per jaar omrekenen naar bedragen per maand.
  • Je kunt de begrippen budget en begroting omschrijven. Je kunt een eenvoudige gezinsbegroting opstellen.
  • Je kunt omschrijven wat bedoeld wordt met reserveren en bezuinigen.
Kern  Ruil
Kern: Ruil
Leerdoel: Je begrijpt dat ruil arbeidsdeling mogelijk maakt en dat geld het ruilproces soepeler laat verlopen.
 

Subkern: Produceren

Tussendoel: Je kunt uitleggen dat er verschillen bestaan tussen productie en consumptie, je kunt het verschil uitleggen tussen goederen en diensten.

Leerlingdoelen:

    • Je kunt het begrip produceren omschrijven en je kunt de vier productiefactoren noemen.
    • Je kunt bedrijven onderverdelen in bedrijven die goederen produceren en bedrijven die diensten produceren. Je kunt van beide soorten bedrijven minimaal vier voorbeelden noemen.
    • Je kunt (aan de hand van een voorbeeld) uitleggen wat een bedrijfskolom is.
    • Je kunt (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken wat wordt bedoeld met investeren.
 

Subkern: Geld

Tussendoel: Je kunt uitleggen waar geld voor gebruikt wordt en je kan de rol van de Nederlandse Bank toelichten.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken wat het verschil is tussen directe ruil en indirecte ruil en kunt uitleggen dat geld het ruilproces soepeler laat lopen.
  • Je kunt drie functies van geld noemen: ruilmiddel, spaarmiddel en rekenmiddel.
  • Je kunt (met een voorbeeld) uitleggen wat het verschil is tussen chartaal en giraal geld.
  • Je kunt minimaal twee activiteiten van banken noemen.
  • Je kunt (met behulp van een voorbeeld) uitleggen wat wordt bedoeld met De Nederlandsche Bank is de bank der banken.
    kunt een omschrijving geven van het begrip consumeren.
Kern  Markt
Kern: Markt
Leerdoel: Je kunt uitleggen dat de keuzes worden gecoördineerd via de markt en dat dit leidt tot prijsvorming.
 

Subkern: Vraag en aanbod

Tussendoel: Je kunt uitleggen dat voor een succesvolle (ver)koop een koper en een verkoper nodig zijn.

Leerlingdoelen:

  • Je weet dat de producenten de aanbieders van producten zijn en dat consumenten de vragers van producten zijn.
  • Je kunt uitleggen wat de invloed is van de prijs op het aanbod van en de vraag naar een product.
  • Je kunt uitleggen dat de verkoopprijs van een product de prijs is waar vraag en aanbod samenkomen (= evenwichtsprijs).
  • Je kunt voorbeelden geven van een succesvolle koop en verkoop op een site als marktplaats.nl.
 

Subkern: Produceren: bedrijfskosten, afzet, omzet en winst

Tussendoel: Je kunt de winst uitrekenen met behulp van de verkoopprijs, afzet en de kostprijs.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt minimaal drie voorbeelden van bedrijfskosten noemen.
  • Je kunt een eenvoudige kostprijs berekening maken en je kunt uitleggen waarom de verkoopprijs van een product boven de kostprijs moet liggen.
  • Je kunt duidelijk maken wat het verschil is tussen brutowinst en nettowinst en je kunt een winstberekening maken.
 

Subkern: Consumenten- en producentengedrag

Tussendoel: Je kunt laten zien dat je begrijpt dat het koopgedrag van consumenten te beïnvloeden is door producenten.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt het begrip koopgedrag omschrijven en je kunt twee factoren noemen die je koopgedrag beïnvloeden.
  • Je kunt (met behulp van voorbeelden) uitleggen wat het verschil is tussen commerciële en ideële reclame.
  • Je kunt omschrijven (en voorbeelden geven van) wat een ondernemer bedoeld met zijn doelgroep.
  • Je kunt omschrijven wat wordt bedoeld met het marketingbeleid van een ondernemer en je kunt minimaal twee instrumenten van het marketingbeleid noemen.
Kern  Ruilen over tijd
Kern: Ruilen over tijd
Leerdoel: Je hebt inzicht in het gegeven dat ruil niet alleen op één moment in de tijd plaatsvindt maar ook over de tijd.
 

Subkern: Levensloop: gezinnen ruilen over de tijd

Tussendoel: Je kunt de levensloop van een persoon/gezin indelen in drie fasen en de drie fasen beschrijven.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt het leven van een persoon indelen in drie fasen: de fase voordat je gaat werken, de fase dat je werkt, de fase dat je met pensioen bent. Je kunt de inkomsten en uitgaven per fase vergelijken.
  • Je kunt uitleggen dat scholing gezien kan worden als een persoonlijke investering.
  • Je kunt (met behulp van voorbeelden) uitleggen hoe mensen die met pensioen zijn aan een inkomen komen.
 

Subkern: Geld: sparen of lenen

Tussendoel: Je begrijpt dat geld lenen niet gratis is en je kan dit met een rekenvoorbeeld onderbouwen.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt uitleggen wat sparen is en wat lenen is en je kunt de voordelen en nadelen van sparen en lenen met elkaar vergelijken.
  • Je kunt uitleggen wat rente is en je kunt uitrekenen welke rentebedrag je krijgt/betaalt als je geld spaart/geld leent.
  • Je kunt twee factoren noemen die van invloed zijn op het bedrag dat je kunt lenen.
  • Je kunt uitleggen waarom de meeste mensen voor het kopen van een huis een hypotheek nodig hebben.
  • Je kunt de voordelen en nadelen van een huis kopen en een huis huren met elkaar vergelijken.
Kern  Samenwerken en onderhandelen
Kern: Samenwerken en onderhandelen
Leerdoel: Je begrijpt dat samenwerken en onderhandelen meer oplevert voor partijen (dan te vertrouwen op het nastreven van eigenbelang).
 

Subkern: De overheid

Tussendoel: Je kunt voorbeelden geven (uit je eigen woonomgeving) van goederen en diensten die door de overheid worden aangeboden.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt met behulp van een voorbeeld duidelijk maken dat de drie overheden (Rijk, provincie en gemeente) een eigen taak hebben.
  • Je kunt voorbeelden noemen van producten (goederen en diensten) die door de overheid worden verzorgd.
  • Je kunt uitleggen dat de overheid doordat we belasting betalen geld heeft om de overheidsproducten te kunnen aanbieden.
 

Subkern: Samenwerken

Tussendoel: Je begrijpt dat het niet altijd voordelig is om alleen aan jezelf te denken en dat je soms moet samenwerken om meer te bereiken.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt (met behulp van een voorbeeld) omschrijven wat wordt bedoeld met meeliftgedrag en je kunt uitleggen waarom meeliftgedrag soms voor jezelf negatief kan zijn.
  • Je kunt uitleggen wat een collectieve arbeidsovereenkomst is. Je kunt uitleggen dat het proces om te komen tot een collectieve arbeidsovereenkomst een voorbeeld is waarbij samenwerken en onderhandelen meer kan opleveren dan het enkel gaan voor eigenbelang.
Kern  Risico en informatie
Kern: Risico en informatie
Leerdoel: Je kunt uitleggen dat gezinnen en ondernemingen informatie verzamelen ten einde onzekerheid te verkleinen.
 

Subkern: Risico en verzekeren

Tussendoel: Je kunt uitleggen wat een verzekering is, je kunt uitleggen waarom je een verzekering moet (of kunt) afsluiten.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt het begrip verzekering omschrijven; je gebruikt daarbij de woorden: premie, polis, eigen risico, verzekeraar en verzekeringsnemer.
  • Je kunt (met behulp van een voorbeeld) uitleggen wat het verschil is tussen een schadeverzekering en een sommenverzekering.
  • Je kunt voorbeelden noemen van verzekeringen die je moet of kunt afsluiten, denk aan WA-verzekering, fietsverzekering en inboedelverzekering.
  • Je kunt uitleggen waarom mensen soms misbruik willen maken van hun verzekering. Je kunt ook een maatregel noemen waarmee een verzekeringsmaatschappij het misbruik kan proberen te voorkomen.
 

Subkern: Risico en beleggen

Tussendoel: Je weet wat beleggen is.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt uitleggen wat een aandeel is en kunt omschrijven wat wordt bedoeld met de koers van een aandeel en je weet dat aandelen worden verhandeld op de beurs.
  • Je kunt omschrijven wat beleggen is en je kunt uitleggen dat je een financieel risico loopt als je belegt.
 

Subkern: Ondernemingsvormen

Tussendoel: Je kunt verschillende ondernemingsvormen noemen.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt aangeven bij welke instantie je moet zijn als je je eigen bedrijf gaat beginnen.
  • Je kunt de ondernemingsvormen éénmanszaak, vof, bv en nv met elkaar vergelijken.
Kern  Welvaart en groei
Kern: Welvaart en groei
Leerdoel: Je begrijpt wat op nationaal niveau en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei.
 

Subkern: Ontwikkelingsgebieden

Tussendoel: Je kunt voorbeelden geven van rijke en arme landen en je kunt omschrijven waarom dat zo is.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt omschrijven wat wordt bedoeld met welvaart en je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het nationaal inkomen van een land en kunt uitleggen dat het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking een maat is voor de welvaart van een land.
  • Je kunt aangeven waar op aarde de meeste ontwikkelingslanden liggen en je kunt minimaal vier kenmerken van een ontwikkelingsland noemen.
  • Je kunt voorbeelden van ontwikkelingssamenwerking noemen.
  • Je kunt uitleggen wordt wordt bedoeld met Fair trade en kunt uitleggen wat wordt verstaan onder 'trade not aid'.
 

Subkern: Belastingen

Tussendoel: Je begrijpt dat de overheid voor haar inkomsten grotendeels afhankelijk is van (directe en indirecte) belastingen.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen.
  • Je kunt uitleggen wanneer je loon- en inkomstenbelasting en wanneer je BTW betaalt.
  • Je kunt drie voorbeelden van overheidsuitgaven noemen die bijdragen aan de welvaart en groei.
 

Subkern: Economische groei

Tussendoel: Je kunt uitleggen waarom de economie van Nederland krimpt of juist groeit.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt het begrip productiecapaciteit omschrijven.
  • Je kunt het begrip economische groei omschrijven.
  • Je kunt uitleggen dat een toenemende vraag naar producten kan leiden economische groei.
 

Subkern: Europa

Tussendoel: Je kunt omschrijven wat het betekent dat Nederland onderdeel uitmaakt van de EU.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt een reden noemen waarom landen na de Tweede Wereldoorlog gingen samenwerken.
  • Je kunt minimaal 10 landen noemen die lid zijn van de EU en je kunt minimaal 2 Europese landen noemen die geen lid zijn van de EU.
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met 'vrij verkeer van personen' en 'vrij verkeer van producten' binnen de EU.
  • Je kunt een voordeel noemen van de invoering van de euro door een aantal EU-landen.
  • Je kunt (aan de hand van een voorbeeld) laten zien dat er tussen de landen van de EU (economische) verschillen zijn.
  • Je kunt (met behulp van een voorbeeld) uitleggen waarom de samenwerking binnen de EU soms op weerstand stuit.
Kern  Goede tijden, slechte tijden
Kern: Goede tijden, slechte tijden
Leerdoel: Je kunt verklaren waarom er sprake is van schommelingen in economische activiteiten.
 

Subkern: Werkloosheid

Tussendoel: Je kunt uitleggen waarom iemand werkloos kan worden en wat gedaan kan worden om iemand weer aan een baan te helpen.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt (met behulp van voorbeelden) uitleggen wat wordt verstaan onder de vraag naar arbeid (= werkgelegenheid).
  • Je kunt uitleggen wat wordt verstaan onder het aanbod van arbeid (= beroepsbevolking).
  • Je kunt twee voorbeelden noemen waardoor mensen werkloos kunnen worden.
  • Je kunt twee maatregelen noemen die genomen kunnen worden om werkloosheid te bestrijden.
 

Subkern: Wisselkoers

Tussendoel: Je kunt de prijs van een buitenlands product in een andere valuta omrekenen naar euro's (of omgekeerd).

Leerlingdoelen:

  • Je kunt uitleggen wat vreemde valuta zijn en je kunt drie voorbeelden van vreemde valuta noemen.
  • Je kunt het begrip wisselkoers omschrijven en je de prijs van een product in een vreemde valuta omrekenen naar euro als je de wisselkoers weet (en omgekeerd).
 

Subkern: Tegen of met elkaar?

Tussendoel: Je hebt zicht op internationale handel.

Leerlingdoelen:

  • Je kunt omschrijven wat wordt bedoeld met internationale handel; je gebruikt daarbij de begrippen import en export.
  • Je kunt omschrijven wat wordt bedoeld met een open economie en je kunt uitleggen waarom Nederland een open economie heeft.
  • Je kunt (met behulp van een voorbeeld) uitleggen wat wordt bedoeld met internationale concurrentie.
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met protectionisme en je kunt een voorbeeld noemen van protectionisme en je kunt uitleggen waarom een land zo'n maatregel neemt.
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met vrijhandel en je kunt een voordeel noemen van vrijhandel.


Planning

Voor het volledig vervangend inzetten van het leermateriaal van StudioEconomie is een planning gemaakt in Excel gemaakt.  Deze opzet is goed naar je eigen situatie te vertalen. Download de opzet planning Stercollectie EC vmbo2.

v1.12.0.0 Copyright © 2025 VO-next