Geslachtsgemeenschap en bevruchting

Als er tijdens de geslachtsgemeenschap zonder voorbehoedsmiddel een zaadlozing plaatsvindt, zwemmen miljoenen zaadcellen in de richting van de baarmoedermond. Om zich te kunnen voortbewegen hebben de zaadcellen een lange staart. Aangekomen aan het begin van de baarmoeder moeten ze een slijmpropje passeren. De zaadcellen die dat overleven, zwemmen via de baarmoeder de eileiders in.

Als de geslachtsgemeenschap rond de ovulatie (eisprong) plaatsvindt, kan er zich in de eileiders een rijpe eicel bevinden. 
Er kan dan een bevruchting plaatsvinden: één zaadcel versmelt zich met de eicel. De cel die ontstaat na de bevruchting heet zygote.

De zygote deelt zich enkele keren in de eileider en er ontstaat een klompje van enkele tientallen cellen. Het klompje cellen verplaatst zich richting de baarmoeder en gaat ten slotte in de baarmoederwand zitten. Dat moment wordt innesteling genoemd. 

Na de innesteling groeit het klompje cellen. Je spreekt dan van een embryo. Met een zwangerschapstest kan een vrouw erachter komen of ze zwanger is.