Past perfect continiuous


De past perfect continuous gebruik je als je praat over iets dat duurde tot het moment in het verleden waar je het over hebt. Je maakt de past perfect continuous met het hulpwerkwoord 'had' gevolgd door 'been' + een werkwoord in de '-ing'vorm.

Voorbeelden:

  • When they finally arrived, I had been waiting one hour.
    Toen ze eindelijk arriveerden, had ik een uur lang gewacht.
  • John had been taking quite a few driving lessons, but he gave up.
    John heeft best een aardig aantal autorijlessen gehad, maar hij is gestopt.