Gebruik:
Om te zeggen dat iets een gewoonte of een feit is of iets dat regelmatig gebeurt.
Vorm:
werkwoord. Aan de derde persoon enkelvoud (he/she/it) wordt een -s toegevoegd.
Voorbeeld:
I work |
Ik werk |
You work |
Jij/u werkt |
He/she/it works |
Hij/zij/het werkt |
We work |
Wij werken |
You work |
Jullie werken |
They work |
Zij werken |