Eénjarigen, tweejarigen en meerjarigen


Zomertarwe is een voorbeeld van
een éénjarige plant. Na de
zaadzetting  sterft de plant.

Planten hebben verschillende manieren waarop ze een koude periode kunnen overleven. Er zijn planten die in één seizoen kiemen, groeien, bloeien en zaden maken. In de winter sterven ze af. Deze planten noemt men éénjarigen. Voorbeelden zijn zomertarwe en hennep.

Andere soorten kiemen en groeien het eerste jaar, overwinteren dan met een wortelrozet, gaan het tweede jaar bloeien en zaden maken en sterven dan af. Deze planten heten tweejarigen.

Planten die meerdere jaren leven en elk jaar bloeien en zaden maken, heten meerjarigen of overblijvers. Ze kunnen de winter overleven door middel van bollen, knollen of wortelstokken. Bomen en struiken zijn meerjarig en ook veel kruiden zijn meerjarig. Meerjarigen zien er per seizoen vaak wel heel anders uit. Zo verliezen de meeste bomen in het najaar hun bladeren. Dit heet bladval. In het voorjaar reageren bomen op de hoger wordende temperatuur. Vanuit de wortels wordt meer water naar de de takken en twijgen gepompt, zodat de bomen weer uitlopen.