Ongeslachtelijke voortplanting
Bij ongeslachtelijke voortplanting bij planten ontstaat uit een ouderplant een nieuwe plant zonder dat er bevruchting is geweest. Een cel (of een aantal cellen) van de ouderplant groeit dan uit (door veel celdelingen) tot een nieuwe plant.
Voorbeelden van planten die zich ongeslachtelijk voortplanten zijn de aardappel en tulpen.
De aardappel is een stengelknol. Een deel van de stengel bevindt zich onder de grond en wordt wortelstok genoemd. De wortelstok is verdikt door de opslag van voedsel. Uit de wortelstok groeien steeds nieuwe planten.
Om de winter door te komen maken tulpen bollen. Een bol is eigenlijk een ondergrondse voorraadschuur. In een bol zit een eindknop, die weer kan uitgroeien tot een nieuwe plant. Maar in de bol zitten ook zijknoppen, zodat er uit één bol meerdere planten kunnen ontstaan.