Dominant en recessief


Erfelijke eigenschappen erf je van je vader en van je moeder. Bij de bevruchting zijn immers de celkernen van de zaadcel en eicel samengesmolten. Je ontvangt dus 50% van het erfelijk materiaal van je vader en 50% van je moeder.

Toch zal je soms een eigenschap van je moeder of juist van je vader herkennen in je eigen uiterlijk. Bijvoorbeeld de bruine ogen van je vader, terwijl je moeder blauwe ogen heeft. De krullen van je moeder, terwijl je vader stijl haar heeft.

Je erft van je vader en moeder verschillende eigenschappen en vaak komt maar één daarvan tot uiting. Het gen dat bepaalt welke eigenschap jij krijgt, is het dominante gen. Genen met minder of geen invloed noem je recessief.

In het voorbeeld kun je dus zeggen: bruine ogen gen is dominant over het blauwe ogen gen en het krullen gen is dominant over het stijle haar gen. Helaas is het niet altijd zo eenvoudig.