Bollen
Om de winter door te komen, maken sommige plantensoorten, zoals uien en tulpen, bollen. Een bol is eigenlijk een ondergrondse voorraadschuur. In de bol is alles aanwezig om de plant op het juiste moment uit te laten komen. Dit is duidelijk te zien wanneer je een bol door midden snijdt. In het hart van de bol zit de eindknop, die uitgroeit tot de toekomstige plant. Om de kiem zitten ondergrondse bladeren (de vlezige rokken of schubben). In de binnenste rokken is al het voedsel voor de bol opgeslagen.
In een bol zitten vaak zijknoppen. Uit één bol kunnen zo meerdere bollen en dus meerdere planten ontstaan. Op deze manier kan de plant zich voortplanten.
Eindknop:
groeit uit tot toekomstige plant. |
Buitenste rok:
biedt bescherming tegen uitdroging, diervraat en verrotting. |
Rok:
verdikt blad met veel voedsel erin. |
Zijknop:
hieruit kunnen nieuwe planten ontstaan. |
Bolschijf:
plaats waar de tulpenstengel uit gaat groeien. |
Wortels:
opname van water en voedingsstoffen uit de grond. |
Het verschil tussen bollen en knollen is dat het reservevoedsel bij bollen opgeslagen wordt in de ondergrondse bladeren (de vlezige rokken of schubben) en bij knollen in de vlezige wortel (wortelknollen) of de stengel (stengelknollen).
Voorbeelden van wortelknollen zijn speenkruid en dahlia. De krokus en de aardappel zijn voorbeelden van stengelknollen.