Ademhaling bij zoogdieren


Zoogdieren hebben longen waarmee ze ademhalen.
Bij de ademhaling gebruiken zoogdieren de borstkas en het middenrif.

Bij inademing trekt het middenrif samen (het wordt plat) en wordt de borstkas groter. De longen zuigen dan lucht aan.

Bij uitademing ontspant het middenrif en wordt het boller. De borstkas wordt dan kleiner en er wordt lucht uitgeademd.

Er stroomt bloed rond de kleinste vertakkingen van de longen, de longblaasjes. Zuurstof gaat van de longblaasjes naar het bloed.
Longblaasjes zijn bij zoogdieren bolvormig.