Schatten

Als je de uitkomst van een berekening wilt schatten, rond je de getallen af op getallen waarmee je gemakkelijker kunt rekenen.

Voorbeelden

  • 51,34+23,950+25=75
  • 103×48100×50=5000
  • 1004:2531000:250=4

Soms moet je de maat van iets schatten.
Je vergelijkt dan met een maat die bekend is. Bijvoorbeeld:

  • een volwassen man is iets minder dan 2 m
  • de afstand van Amsterdam naar Utrecht is iets meer dan 50 km
  • een voetbalveld is ongeveer 50 m bij 100 m = 5000 m2 
  • een volwassen man weegt ongeveer 80 kg
  • een auto op de snelweg rijdt ongeveer 100 km/uur
  • een pak melk heeft een inhoud van 1 L