Staten-Generaal


Tijdens de vergadering van de Staten-Generaal vroeg koning Lodewijk XVI de bevolking om meer geld.

De derde stand (de burgers) was het daar niet mee eens en kreeg ruzie met koning Lodewijk XVI.

Behalve met de koning kreeg de derde stand
ook ruzie met de andere twee standen,
de adel en de geestelijkheid.
   
Vanwege de ruzie beëindigde koning Lodewijk XVI de vergadering van de Staten-Generaal.

De ruzie tussen de standen en met de koning eindigde niet.

De derde stand riep zichzelf uit tot 'Nationale Vergadering'. Ze wilde de macht in het land overnemen en een grondwet opstellen.

Op 14 juli 1789 bestormde het Parijse volk de Bastille. Deze gevangenis was het 'symbool' van de macht van de koning. Het volk pakte daar wapens. De revolutie begon.

Lodewijk XVI stuurde het leger erop af om de orde te herstellen. Dat lukte niet.
Het volk won de strijd. De macht van de adel en van de koning werd gebroken.

Eed op de Kaatsbaan
Leiders van de derde stand gingen na de ruzie in de Staten-Generaal naar een kaatsbaan, een soort sporthal.
Daar legden ze een eed (belofte) af, waarmee ze beloofden om een grondwet te maken.
Dit heet 'de eed op de Kaatsbaan'.

Vorming Nationale Garde
Tijdens de revolutie werd door het volk de Nationale Garde opgericht. Dat was een leger van vrijwilligers.
Het moest de orde bewaken en het land verdedigen.
De derde stand wilde Hervormingen:

  • De rechten van de adel afschaffen.
  • Bezittingen van de kerk afnemen.
  • Godsdienstvrijheid
  • Democratische grondwet.
  • Functie van de koning: niet wetgevend, maar uitvoerend.
Tijdens de revolutie stonden twee groepen uit de derde stand tegenover elkaar.

Aan de ene kant stonden de Girondijnen, aan de andere kant stonden de Jacobijnen.
De twee groepen kregen onenigheid.
De revolutie werd daardoor erg gewelddadig.

Girondijnen waren rijke burgers. Ze wilden dat hun groep het goed kreeg. Wetten moesten daarvoor zorgen. Ze wilden dat de koning minder macht kreeg. Ze wilden kiesrecht en afschaffing van de standenmaatschappij.

De Jacobijnen wilden vooral dat het gewone volk het goed kreeg. Zij wilden een eerlijke verdeling van bezit en macht. En ze wilden dat het christendom verboden werd.
   
De Jacobijnen grepen de macht in het land.
De advocaat Robespierre werd hun leider.

Na een proces werd Koning Lodewijk XVI op 21 januari 1793 ter dood veroordeeld en onthoofd.

Er volgde een periode van terreur.
Onder de Jacobijnse regering werden veel tegenstanders gevangen genomen en onthoofd.

De revolutie sloeg over naar het buitenland. Jacobijnen verklaarden alle absolute vorsten van Europa de oorlog.